Toegeschreven aan: George Poggenbeek (1853-1903)Poggenbeek werkte als jongeling op kantoor, maar onder invloed van zijn vriendschap met de jonggestorven kunstschilder Theo Hanrath koos hij op zijn negentiende voor het schildersvak. Samen met Hanrath ging hij in de leer bij Johannes Hendrik Veldhuijzen en ook volgde hij cursussen aan de Rijksakademie van beeldende kunsten.
Aan het begin van de jaren 1870 sloot Poggenbeek vriendschap met Marinus Heijl en Nico Bastert, met wie hij vaak ging tekenen in Gelderland en Drenthe. Aan het einde van de jaren 1870 reisde hij met Bastert lange tijd door Zwitserland, Italië en Frankrijk. Met name zouden ze lange tijd verblijven in Normandië en Bretagne, waar ze vooral stadsgezichten en landschappen schilderden. Bastert zou deze periode later omschrijven als "een groot genieten".
Tussen 1880 en 1882 woonden en werkten Poggenbeek en Bastert samen in Amsterdam, in het atelier van Poggenbeek bij het Oosterpark. In 1882 betrok Bastert een eigen atelier in Den Haag. Samen zouden ze in de daaropvolgende zeven jaar echter vaak naar een huisje in Breukelen afreizen om er het Hollandse landschap te schilderen, met sloten en rivieren, vaak met vee of eenden. Ook maakten ze veel riviergezichten bij de Vecht.
George Poggenbeek behoort tot de nabloei van de Haagse School. Hij schilderde en aquarelleerde in een dromerige toon die aan Willem Maris en Anton Mauve doet denken. In zijn tijd oogstte Poggenbeek veel succes met zijn sfeervolle verbeeldingen van het Hollandse landschap - vaak intieme plekjes.
Kunsthandel Caramelli en Tessaro, Spui 2 te Amsterdam
In 1912 liet de firma, die rond die tijd haar naam wijzigde in Utrechtsche Kunsthandel, het prachtige pand Oudkerkhof 25 bouwen, dat nog steeds te bewonderen is. Het is een goed voorbeeld van de Hollandse neorenaissancestijl met een zogeheten schilddak, voorzien van een dakkapel met natuurstenen wangen.
De firma breidde zich uit en opende ook een Amsterdamse vestiging aan het Spui 2. In het pand waren twee ruime tentoonstellingszalen, waarin vele in die tijd bekende kunstenaars hun werken exposeerden. Samen met een aantal andere handelaren die zich in moderne kunst specialiseerden, richtte zij in 1919 de Nederlandse Kunstkopersbond op.