Het betreft een uitzonderlijk en zeldzaam werk van de kunstenaar Jacobus 'Wim' de Haan (1913 - 1967). De Haan wordt vaak, naast Wagemakers en Bogart, beschouwd als een van de belangrijkste Nederlandse materieschilders. Hij paste bij zijn tekeningen vaak verschillende technieken toe, wat resulteert in een abstracte uitbarsting van vorm en kleur. Zijn oeuvre weerspiegelt de chaos van een geleefd leven, een terugkerend thema dat ook in zijn persoonlijke leven aanwezig was. Tijdens de periode 1942 tot 1946 was hij een Japans krijgsgevangene, waar hij werkte aan de Birma-spoorlijn, een ervaring die diepe indruk op hem maakte. Bij terugkomst, in 1953, begon hij met het maken van kunst. Dit werk is hoogstwaarschijnlijk uit deze beginperiode.
De kunsten waren voor De Haan het medium bij uitstek om de diepte van zijn wezen uit te drukken. Zijn werk is opgenomen in diverse museale collecties, waaronder Boijmans van Beuningen en het Kröller Müller. Na zijn overlijden in 1967 vond er een herdenkingstentoonstelling plaats in Londen, en in 1975 opende er een overzichtstentoonstelling in het Stedelijk Museum te Amsterdam.