Gemonogrammeerd en gedateerd in de plaat . 'JV' en (18)93
De Litho's zijn:
1e = Dr. P.j.H. Cuijpers in Passe-Partout, werk H. 28 x B. 23. Passe-Partout H. 48 x B. 32 cm.
2e = Dr. J de Vrij Scheikundigen Kinoloog . uit 1896, werk H. 43,5 x B. 32 cm
3e = Prof H. Herz. uit 1893, werk H. 53 x B. 40 cm.
4e = Charles Boissevain. uit 1893, werk H. 53 x B. 40 cm.
5e = Alberdingk Thijn. uit 1893, werk H. 53 x B. 40 cm.
6e = Philip van der Kellen. uit 1898, werk H. 48 x B. 32 cm.
7e = Prof. Treub. uit 1898, werk H. 48 x B. 32 cm.
Jan Pieter Veth, kunstenaar en kunstcriticus (Dordrecht 18-5-1864 – Amsterdam 1-7-1925). Zoon van Gerardus Huibert Veth, ijzerhandelaar, en Anna Cornelia Giltay. Gehuwd op 10-8-1888 met Anna Dorothea Dirks. Uit dit huwelijk werden, behalve 1 dochter die jong overleed, 1 zoon en 3 dochters geboren.
In 1888 was de kunstenaar in het huwelijk getreden en had hij zich gevestigd te Bussum. Als schilder, tekenaar en graficus legde hij zich meer en meer toe op de portretkunst; hij voerde een reeks portretopdrachten uit en vervaardigde daarnaast beeltenissen van familieleden en vrienden. In de jaren tachtig was Veth, die in 1884 een der oprichters was van De Nederlandsche Ets club, actief als etser, maar na 1890 ging hij zich meer en meer bezighouden met de vervaardiging van litho’s. In 1891 begon hij in De Amsterdammer met een reeks portretlitho’s van bekende Nederlanders onder de titel ‘Bekende tijdgenoten’ en vanaf 1895 tot 1899 werd deze serie voortgezet in De Kroniek van P.L. Tak, waarin naast Nederlanders ook buitenlandse beroemdheden werden opgenomen. Met deze reeks van meer dan zestig gelithografeerde portretten leverde de kunstenaar een belangrijke bijdrage aan de herleving van de voordien veelal verguisde litho als kunstvorm.
Als schilder portretteerde Veth vele Nederlandse professoren en later ook tal van vooraanstaande zakenlieden. Zijn schilderijen worden gekenmerkt door een sobere en nogal lineaire stijl, die een aanwijzing vormt dat Veth meer tekenaar dan schilder is. Karakteristiek voor al zijn portretten is de scherpe observatie en weergave van de modellen. Vanaf 1896 vertoefde de kunstenaar regelmatig enkele maanden in Berlijn voor het uitvoeren van portretopdrachten; pas in 1915 kwam er een einde aan deze werkzaamheden in Duitsland. Voor het maken van portretten verbleef hij in 1909 ook enige tijd in Engeland en maakte hij in 1909 en 1910 twee reizen naar New York.