Guillaume Bijl: 'Für Garderobe keine Haftung', 1990.- Oplage van 750 exemplaren
- Onderhavig exemplaar is op de doos aan de achterzijde genummerd: 252.
- Uitneembaar object: plaat met kapstok en titelplaatje.
- Mapje met 18 prentbriefkaarten met opnames van installaties van Guiaume Bijl en een informatiekaart.
- In originele doos.
'De ironie, in tegenstelling tot de parodie, maakt de functie van de auteur onlosmakelijk verbonden aan de functie van de kijker, en omgekeerd; niet vanwege één of andere vorm van medeplichtigheid of begrip, maar vanwege het debat en de uitkomst ervan. Wanneer de ironie spreekt over de schilderkunst zaait zij vertwijfeling, wanneer de ironie spreekt over kunst en cultuur maakt zij de vraag zodanig hard dat men gedwongen wordt met een antwoord voor de dag te komen' (Thierry de Duve in 'Resonances du Readymade, Duchamp entre avant-garde et tradition’ / Editions Jacqueline Chambon, Nimes 1989, p, 186).
Het is in deze zin dat de ironie spreekt, nu Witte de With, een nieuwe plaats, een 'garderobe’ voor kunst en kunstwerken, wordt geopend met een tentoonstelling en een editie van Guillaume Bijl. De Belgische kunstenaar Guillaume Bijl (Antwerpen 1946) 'test' reeds meer dan tien jaar instituten, wier naam of karakter met cultuur worden verenigd, op hun bruikbaarheid als 'plaatsen voor kunst'. Of dient er in plaats van bruikbaarheid, breekbaarheid geschreven te worden? In het geval Bijl wordt de vraag naar de bruikbaarheid voor kunst immers een vraag naar de levensvatbaarheid van kunst, En is het tegenwoordig nog wel gepast om over 'plaatsen voor kunst' te spreken ?
Guillaume Bijl vertoont op ontegenzeglijke wijze de overeenkomsten tussen de uitstalling en vertoning van 'merchandise', in bijvoorbeeld de glimmende villa's en verlichte toonzalen van de periferie, en de classificatie en demonstratie van de 'bric à brac' in de musea en tentoonstellingsinitiatieven die overal tegelijkertijd opdoemen. Dat het in beide gevallen om de realiteit gaat is een onbetwistbaar feit: niets of niemand ontsnapt nog aan expositle-toon en de expositie-tijd. Het tentoonstellingseffect heeft zichzelf tot onderwerp gemaakt en de behoefte eraan is reëel. De vraag is door wie en door wat die behoefte wordt gecreëerd.
De rauwheid en veelheid van de productie van Bijl toont aan dat, net zoals de 'merchandise', de fragmenten en objecten die in de musea en tentoonstellingen zijn te zien. onderling uitwisselbaar zijn geworden. Ze zijn tot rekwisieten of decors geworden die enkel nog naar zichzelf verwijzen en alleen dan bestaansrecht krijgen wanneer ze gereproduceerd worden in de vorm van catalogi of prentkaarten, het liefst in kleur.
De projecten van Guillaume Bijl verkrijgen daarmee het karakter van ironische komedies waarbij van de kijker een onmiddellijke reactie wordt verlangd op de vraag: wie is verantwoordelijk voor de schade toegebracht aan, of het verlies van, kunst? 'Für Garderobe keine Haftung', zou wel eens de titel kunnen zijn van nog onbekende spelen van Thomas Bernhard of Botha Strauss,