Vertaald met Google Translate. Originele tekst tonen .
- Gedurende zijn hele artistieke carrière als schilder, illustrator en fotograaf worstelde Albert Hennig herhaaldelijk met de heersende politieke omstandigheden. Eerst weerhielden de nationaal-socialisten hem ervan zijn werk te doen, daarna zorgde het cultuurbeleid van de DDR voor hindernissen. Niettemin ontwikkelde hij zich tot een van de laatste belangrijke kunstenaars van de Bauhaus-school. Moeilijke omstandigheden scherpten Hennigs oog voor sociale onrechtvaardigheden
Albert Hennig werd geboren op 7 december 1907 in Leipzig; Hij kwam uit een arbeidersgezin en groeide op met meerdere broers en zussen in eenvoudige omstandigheden. De vormende ervaringen uit zijn jeugd creëerden bij hem een besef van sociaal onrecht, dat een beslissende invloed zou hebben op zijn latere kunst. Hennigs professionele begin lag logischerwijs in de ambachten, niet in de kunst. Als geschoolde betonwerker werkte hij in verschillende regio's van Duitsland. Albert Hennig werd al op jonge leeftijd politiek actief: in 1923 sloot hij zich aan bij de Socialistische Arbeidersjeugd en in 1928 werd hij lid van de SPD. Het belangrijkste gevolg van zijn sociaal-politieke interesse was de aanschaf van een camera (Zeiss Ikonta 6x), waarmee hij als autodidact fotograaf de overwegend precaire omstandigheden van het proletariaat van zijn tijd probeerde vast te leggen. Zijn eerste foto's dienden als succesvolle aanmelding bij het Bauhaus in Dessau in 1929, waar hij tot 1933 een van de laatste studenten was. Tot zijn leraren behoorden onder meer Josef Albers, die Hennig ook tot het schilderen inspireerde, en de grote Bauhaus-pionier Paul Klee, naar wiens werk het werk van Albert Hennig bijzonder veel verwijzingen kent.
Politiek als vijand van de kunst De fotoserie ‘Kinderen van de Straat’ van Albert Hennig, gemaakt in opdracht van de sociaal-democratische kindervriendenbeweging, werd een sensationeel succes. Voor Albert Hennig betekende deze eerste triomf ook het tijdelijke einde van zijn veelbelovende artistieke carrière: in 1933, tijdens de bezetting van het SPD-kantoor in Leipzig, vernietigden de aan de macht komende nationaal-socialisten Hennigs daar tentoongestelde fotoreeksen en verklaarde hen "gedegenereerd". Dit betekende dat Albert Hennig van zijn levensonderhoud als kunstenaar werd beroofd en van 1934 tot 1945 als verplichte bouwvakker moest dienen. Na de oorlog klonk er een korte zucht van verlichting; Hennig nam deel aan de oprichting van de groep “Visual Artists” en sloot zich aan bij de SED. Zijn hoop op een sociaal rechtvaardige samenleving in de DDR, die hij met zijn kunst wilde helpen vormgeven, werd echter niet vervuld. De publieke lof van kunsthistoricus Will Grohmann verhulde nauwelijks het steeds duidelijker wordende conflict dat bestond tussen de abstracte kunst van Albert Hennig en het door de staat opgelegde socialistische realisme van het cultuurbeleid van de DDR. Teleurgesteld verliet Hennig uiteindelijk de SED en ging weer aan de slag als betonwerker. Albert Hennig ging met pensioen, maar ging nooit met pensioen Ongehinderde artistieke zelfrealisatie was voor Albert Hennig pas mogelijk toen hij met pensioen was. Vanaf 1972 ontstonden zijn omvangrijke late werken, die hem in hetzelfde jaar zijn eigen tentoonstelling in de Chemnitz-galerie "Oben" opleverden en na de val van de Muur internationale aandacht trokken. De strenge Bauhaus-stijl veroverde voor de laatste keer de enthousiaste kunstwereld. Het langverwachte applaus klonk nu uit vele stemmen voor Albert Hennig, en prestigieuze onderscheidingen zoals de Max Pechstein-prijs in 1991 en het Federale Kruis van Verdienste in 1996 waren het resultaat. Toen Albert Hennig op 14 augustus 1998 overleed, liet hij een uitgebreide artistieke erfenis na, een historisch waardevolle correspondentie en de nagedachtenis van een kunstenaar die, hoewel hij tot een verloren generatie behoorde, met succes de vergetelheid wist te weerstaan. © Kunsthaus Lempertz